OPDRACHT >> 10. Lees het artikel “Twee-richtings-communicatie”

TWEE-RICHTINGS-COMMUNICATIE

Een communicatiecyclus en een twee-richtings-communicatie zijn in feite twee verschillende dingen. Als we de anatomie van communicatie nauwkeurig bestuderen – als we onderzoeken wat de structuur ervan is en uit welke onderdelen zij bestaat – zien we dat een communicatiecyclus geen volledige twee-richtings-communicatie is.

Als je Afbeelding A hieronder bekijkt, zie je een communicatiecyclus:

Jan is hier degene die een communicatie “origineert” (voortbrengt). Deze primaire impuls komt van hem en is aan Piet gericht. We zien dat Piet deze ontvangt. We zien dat Piet vervolgens een antwoord of bevestiging geeft als Piet´, en dat die bevestiging naar Jan´ wordt teruggezonden. Jan heeft bijvoorbeeld gezegd: “Hoe gaat het met je?” Piet heeft dit ontvangen. Vervolgens heeft Piet (die secundaire Oorzaak is geworden) hierop geantwoord als Piet' en heeft gezegd: “Met mij gaat het goed”. Dit antwoord gaat terug naar Jan' en daarmee wordt de cyclus afgesloten.

Nu kan hier een zogenaamde twee-richtings-communicatiecyclus uit volgen, zoals in Afbeelding B hieronder:

Hier is het Piet die een communicatie origineert. Piet zegt: “Hoe staat het ermee?” Jan ontvangt dit, en als Jan´ (of secundair oorzaakpunt) antwoordt hij: “Ik mag niet mopperen”. En dit antwoord wordt bij ontvangst bevestigd door Piet´.

In beide Afbeeldingen stellen we vast dat Jan´ als bevestiging van de secundaire Oorzaak (in Afbeelding A) een knikje of een tevreden blik gaf en dat (in Afbeelding B) het antwoord van Jan´, “Ik mag niet mopperen”, door Piet´ in feite ook wordt bevestigd met een knikje of een gelaatsuitdrukking, als teken dat hij de communicatie heeft ontvangen.

Als Jan en Piet beiden “sterke, zwijgzame types” zijn, laten ze waarschijnlijk een gedeelte van deze cyclussen weg. Het duidelijkste verschijnsel hiervan, dat heel vaak wordt aangeduid met “communicatievertraging”, doet zich voor wanneer Jan in afbeelding A zegt: “Hoe gaat het met je?” terwijl Piet daar maar staat en niets terugzegt. (Met “communicatievertraging” wordt bedoeld: de tijd die verloopt tussen het moment van het stellen van een vraag en het moment waarop die specifieke vraag beantwoord wordt door degene aan wie de vraag gesteld was.)

Jan brengt hier een communicatie op gang, maar Piet´ zet de cyclus niet voort. We weten of onderzoeken niet, en we zijn er ook niet in geïnteresseerd, of Piet als punt van ontvangst de communicatie nu wel of niet heeft gehoord. We kunnen aannemen dat hij op zijn minst aanwezig was en dat Jan luid genoeg sprak om gehoord te worden en dat de Aandacht van Piet ergens in de buurt van Jan was. In plaats van nu door te kunnen gaan met de communicatiecyclus, zit Jan nu opgescheept met een onvoltooide communicatiecyclus en krijgt hij nooit de kans om Jan´ te worden.

Er zijn verschillende manieren waarop een communicatiecyclus niet voltooid zou kunnen worden en deze kunnen als volgt worden ingedeeld:

  1. Jan die nalaat om een communicatie uit te zenden.
  2. Piet die de communicatie niet hoort.
  3. Piet´ die nalaat antwoord te geven op de communicatie die hij ontvangen heeft.
  4. Jan´ die niet bevestigt, door het een of andere teken of woord te gebruiken, dat hij Piet´ heeft gehoord.

We zouden hier diverse “redenen” voor kunnen aanvoeren. Het is hier echter niet onze bedoeling redenen aan te voeren waarom ze een communicatiecyclus niet voltooien. We houden ons alleen bezig met het onvoltooid zijn van deze communicatiecyclus.

Laten we zeggen dat Jan in afbeelding A iemand is die voortdurend op een dwangmatige manier communicaties voortbrengt, of hij nu iemands aandacht heeft of niet en of zijn communicaties nu slaan op een of andere werkelijk bestaande situatie of niet. We stellen vast dat Jan, bij zijn communicaties, al gauw te maken krijgt met een Piet die geen aandacht aan hem schenkt en hem niet hoort. Zodoende krijgt hij te maken met een Piet´ die afwezig is en geen antwoord geeft. En dus ook met een Jan´ die afwezig is en nooit bevestigt.

Laten we nu dezelfde situatie bekijken voor afbeelding B. We zien hier dat er een communicatie wordt voortgebracht door Piet. We hebben dezelfde Jan met een dwangmatige woordenstroom. Piet zegt: “Hoe gaat het met je?”en de cyclus wordt niet voltooid omdat Jan, die gericht blijft op zijn eigen dwangmatige woordenstroom, niet Jan´ wordt en Piet geen enkele kans geeft Piet´ te worden en te bevestigen.

Laten we nu een andere situatie nemen. We zien dat Jan communicaties origineert en dat Piet iemand is die nooit communicaties origineert. De manier waarop Jan zijn communicaties origineert is niet noodzakelijkerwijs obsessief of dwangmatig. Maar Piet is geremd in het origineren van communicaties. Als Jan en Piet collega’s zijn, krijg je de volgende situatie: Jan origineert een communicatie, Piet hoort het, hij wordt Piet´, geeft antwoord en geeft Jan de kans Jan´ te worden.

Dit gaat behoorlijk goed, maar het zal vroeg of laat vastlopen op de tweerichtingscyclus; daarop wordt inbreuk gemaakt omdat Piet zelf nooit een communicatie origineert.

Een twee-richtings-communicatiecyclus zou er als volgt uitzien: Jan heeft een communicatie georigineerd en voltooid, en wacht er dan misschien op dat Piet een communicatie naar hem origineert, zodat de rest van de twee-richtingscommunicatie kan worden voltooid. Piet origineert inderdaad een communicatie, Jan hoort deze, antwoordt als Jan´ en krijgt een bevestiging van Piet´.

Zo ziet de normale communicatiecyclus tussen twee “terminals” eruit. In dit geval is Jan namelijk een terminal en Piet een terminal en kan men zien dat communicatie tussen twee terminals heen en weer stroomt.

De verschillende cyclussen zijn ervan afhankelijk dat Jan een communicatie origineert, dat Piet de communicatie hoort, dat hij Piet´ wordt en de communicatie beantwoordt, dat Jan´ het antwoord bevestigt, dat vervolgens Piet een communicatie origineert, dat Jan die hoort, dat hij als Jan´ de communicatie beantwoordt en dat Piet´ daarop een bevestiging geeft. Als ze dit deden, dan zou er, ongeacht het onderwerp van hun gesprek, nooit onenigheid tussen hen ontstaan en zouden ze het uiteindelijk eens worden – ook al stonden ze vijandig tegenover elkaar. Hun moeilijkheden en problemen zouden verdwijnen en hun wederzijdse verstandhouding zou goed zijn.

Een twee-richtings-communicatiecyclus mislukt wanneer een van beide terminals verzuimt op zijn beurt communicaties te origineren.

We kunnen constateren dat de hele samenleving op dit gebied behoorlijk grote problemen heeft. De mensen zijn zo gewend aan “ingeblikt” amusement en ze hebben zoveel belemmeringen ondervonden van de kant van hun ouders die zelf niet konden communiceren, en van de kant van het onderwijs en andere zaken, dat ze heel slecht in staat zijn tot het origineren van communicaties. Maar het origineren van een communicatie is om te beginnen al noodzakelijk om de communicatie op gang te brengen. Dus zien we dat mensen voornamelijk praten over dingen die hen door impulsen van buitenaf zijn opgedrongen. Ze zien een ongeluk, ze praten erover. Ze zien een film, ze praten erover. Ze wachten totdat een externe bron hun de gelegenheid geeft een conversatie op touw te zetten. Maar omdat dergelijke mensen van beide kanten slecht in staat zijn tot het origineren van communicaties – hetgeen ook kan worden geformuleerd als weinig verbeeldingskracht hebben – waardoor ze afhankelijk zijn van externe oorspronkelijke impulsen, moeten we constateren dat hun manier van communiceren min of meer dwangmatig of geremd is. Daardoor zien we hun conversatie snel en aanzienlijk wisselen van onderwerp en kan deze uitmonden in de meest vreemde animositeiten (uitingen van vijandige gevoelens) en misvattingen.

Laten we eens aannemen dat het Jan als oorzaakpunt ontbreekt aan voldoende primaire of oorspronkelijke impulsen en dat dit heeft geleid tot een geobsedeerde of dwangmatige communicatie, dan zullen we zien dat hij het zo druk heeft met het uitzenden van communicaties dat hij nooit de kans krijgt te horen dat er iemand tegen hem praat; en als hij het zou horen, zou hij er niet op antwoorden. Piet daarentegen zou zo verschrikkelijk, verschrikkelijk, verschrikkelijk slecht in staat kunnen zijn om primair oorzaakpunt te zijn (dat wil zeggen, om communicaties te origineren), dat hij zelfs nooit Piet´ wordt, of als dat wel mocht gebeuren, nooit zijn eigen mening naar voren brengt, waardoor Jan steeds verder uit evenwicht raakt en steeds dwangmatiger gaat communiceren.

Zoals je uit deze Afbeeldingen kunt opmaken, kunnen zich enkele ongewone situaties voordoen. Er zou sprake kunnen zijn van obsessief antwoordgedrag, maar ook van geremd antwoordgedrag. Iemand zou al zijn tijd kunnen spenderen aan antwoorden, rechtvaardigen of uitleggen – wat allemaal op hetzelfde neerkomt – zonder dat er een primaire communicatie zijn kant op gekomen is. Weer iemand anders zou (als Jan´ in Afbeelding A of als Piet´ in Afbeelding B), al zijn tijd kunnen spenderen aan bevestigen, ook al is er niets zijn kant op gekomen dat bevestigd kan worden. De algemene en meest opvallende verschijnselen zijn echter een “obsessief” en “dwangmatig origineren van communicaties”, en “het aanvaarden van communicaties zonder te antwoorden” en “het niet bevestigen van een antwoord”. Op deze punten kunnen we vastzittende stromingen ontdekken.

Omdat het lijkt alsof communiceren de enige “misdaad” in het universum is, terwijl communiceren iemands enige redding betekent, valt het gemakkelijk te begrijpen dat we dientengevolge kunnen rekenen op het totaal vastlopen van communicaties. We moeten ook inzien – en gelukkig maar – dat dit nu kan worden opgelost.

Stromingen komen wat deze tweeledige communicatiecyclus betreft vast te zitten, wanneer er zich een schaarste voordoet aan:

  1. Het origineren van communicatie.
  2. Het ontvangen van communicatie.
  3. Het beantwoorden van een toegezonden communicatie.
  4. Het bevestigen van antwoorden.

We kunnen dus constateren dat er zowel in afbeelding A als in afbeelding B slechts vier onderdelen zijn die problematisch kunnen worden, hoeveel eigenaardige verschijnselen zich als gevolg daarvan ook kunnen voordoen.

de tijd die verloopt tussen het moment van het stellen van een vraag en het moment waarop die specifieke vraag beantwoord wordt door degene aan wie de vraag gesteld was.

alles wat een communicatie kan ontvangen, doorsturen of verzenden. Het begrip komt uit de elektronica waar een pool [Engels: terminal] een van de twee vaste punten is, waartussen een stroom van energie vloeit. Een voorbeeld hiervan is een auto accu die twee contactpunten (terminals) heeft waarbij de energie van de ene pool naar de andere vloeit. In Scientology worden twee personen die communiceren, terminals genoemd omdat communicatie tussen hen stroomt.